Plan van Aanpak

Met zes verhaallijnen als leidraad voor nieuwe initiatieven
Na een Startnotitie is een Plan van Aanpak gemaakt, waarin het bestuur een visie beschrijft en een route aangeeft om de geformuleerde doelstellingen te kunnen bereiken. Klik hier voor een digitale versie van dat beleidsstuk. (maart 2015) 


Verhaallijnen

In de ruimtelijke ordening en de beleving van de mensen is het Oer-IJ gebied een ‘vergeten gebied’, een gebied waarvan de samenhang nauwelijks bekend is. Het Oer-IJ gebied is uniek omdat we hier heel veel kunnen zien en aantreffen over het ontstaan van ons landschap, met name wat de kustvorming betreft. Er is geen gebied waarvan we over zo veel wetenschappelijk materiaal beschikken. Dit materiaal geeft ons inzicht en houvast over de ontstaansgeschiedenis van met name het holocene deel van Noord-Holland. Belangrijk is om die kennis voor een breder publiek te ontsluiten.

In de Startnotitie Geopark Oer-IJ i.o. (2013) is er daarom voor gekozen om het gebied toegankelijk te maken door het vertellen van verhalen. In feite zijn verhalen de te onderscheiden thema’s die kunnen helpen om de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap in de Oer-IJ regio te begrijpen en te beleven.
De volgende verhaallijnen zijn gekozen om bij voorrang te worden uitgewerkt omdat ze veel zeggen over het landschap van het Oer-IJ gebied: Aardkunde & Archeologie, Natuur & Landschap, Water, Veranderend grondgebruik, Militair landschap en Cultuurhistorie & Industrieel erfgoed. Een verhaallijn impliceert dat er een ‘lijn’ in de tijd kan worden aangebracht vanuit het verleden, naar het heden en zelfs door naar de toekomst. Per verhaallijn is een inventarisatie gemaakt om aan de hand van die gegevens te zoeken naar mogelijkheden om de geschiedenis meer zichtbaar en beleefbaar te kunnen maken.

Archeologie & Aardkunde

De hele geschiedenis van Noord-Holland is in de bodem van het Oer-IJ terug te vinden. De oudste bewoningssporen dateren uit de prehistorie. Onder het duinzand zijn meerdere bewoningslagen te vinden. Maar het gebied is onderhevig geweest aan grote dynamiek, vooral door verstuivingen en overstromingen. Steeds werd het gebied door mensen uit hogere delen gekoloniseerd en vervolgens werden de bewoners gedwongen het gebied weer te verlaten omdat het te nat werd of duinvorming bewoning onmogelijk maakte. Pas toen het waterniveau redelijk beheerst kon worden, werden deze gebieden permanent bewoonbaar.

Vanouds werden de hogere drogere strandwallen en zandige oevers van het Oer-IJ bewoond. Nog altijd liggen de meeste dorpen op de strandwallen. Het transport ging over water of over de smalle polderdijkjes. Vele oude kerken zijn nog zichtbare monumenten van de religieuze geaardheid van de bevolking. De nabijheid van de zee is voor deze regio altijd een factor van belang geweest (o.a. schelpenvisserij en toerisme). Door de aanleg van het Noordzeekanaal (haven en industrie), de groeiende bevolking in de Randstad en de toegenomen welvaart, nam de bevolking in Midden Kennemerland sterk toe. In de meeste dorpen overtreft het aantal forensen inmiddels het aantal oorspronkelijke inwoners.

De lijnen van het Oer-IJ zijn nog altijd in het reliëf van het landschap zichtbaar. Goed te herkennen is de opbouw in strandwallen en strandvlaktes die vooral in het noordelijk deel van het gebied het aanzien van het landschap bepalen. In het Oer-IJ gebied liggen twee, door de provincie Noord-Holland aangewezen, aardkundige monumenten: Het Alkmaarder- en Uitgeestermeer, een laatste restant van het grote merengebied dat Noord-Holland in de middeleeuwen kenmerkte en het duingebied, dat grotendeels bestaat uit jonge duinen, met een hoge binnenduinrand ter hoogte van Castricum.


Natuur & Landschap

Het Oer-IJ heeft een grote variatie in natuur en landschap op een relatief klein oppervlakte. Hoge natuurwaarden zijn te vinden in het uitgestrekte duingebied tussen Wijk aan Zee en Castricum. De lagere en nattere delen zijn al sinds eeuwen in gebruik als weidegebieden. Hierin ligt een aantal van de beste weidevogelreservaten van Noord-Holland.De Noordzee vormt de westgrens van het gebied. In het noorden ligt het Alkmaardermeer, een restant van het grote merengebied dat in de middeleeuwen grote delen van Noord-Holland in beslag nam. In het veenweidegebied in het oosten van het Oer-IJ gebied is de eeuwenoude ontginningsgeschiedenis van het grote Hollandveen, dat zich in de middeleeuwen uitstrekte van Noord-Duitsland tot in België, nog goed te lezen.

In het zuiden wordt het gebied begrensd door het Noordzeekanaalgebied en de IJpolders. Kronkelende waterlopen in het hart van het Oer-IJ duiden op het voormalige estuarium dat hier tot het begin van onze jaartelling aanwezig was.

Grondgebruik & Landbouw

De lagere, nattere (veen)gebieden worden vanouds gebruikt voor de melkveehouderij en de hogere (zand)gronden voor de tuinbouw. De belangrijkste producten waren bollen en aardbeien. Veel voormalige tuinbouwgronden zijn inmiddels in gebruik genomen voor de uitbreiding van steden en dorpen.
Een restant van de voormalige rijke bollencultuur bevindt zich in Limmen, in Hortus Bolborum, waar jaarlijks 4.000 bolbloemen door het publiek bewonderd kunnen worden. Bij Heemskerk is nog een renderend kassengebied aanwezig. Kleinschalige bollenteelt vindt onder andere nog plaats in de Zanderij te Castricum.

In de melkveehouderij tekent zich een sterke schaalvergroting af. Het aantal boerenbedrijven neemt af: nog tien procent van de bedrijven die in het midden van de vorige eeuw aanwezig was, is nu nog agrarisch actief. Voormalige boerderijen zijn nu vaak in gebruik als burgerwoning.


Water en nog eens water

De lagere, nattere (veen)gebieden worden vanouds gebruikt voor de melkveehouderij en de hogere (zand)gronden voor de tuinbouw. De belangrijkste producten waren bollen en aardbeien. Veel voormalige tuinbouwgronden zijn inmiddels in gebruik genomen voor de uitbreiding van steden en dorpen.
Een restant van de voormalige rijke bollencultuur bevindt zich in Limmen, in Hortus Bolborum, waar jaarlijks 4.000 bolbloemen door het publiek bewonderd kunnen worden. Bij Heemskerk is nog een renderend kassengebied aanwezig. Kleinschalige bollenteelt vindt onder andere nog plaats in de Zanderij te Castricum.

In de melkveehouderij tekent zich een sterke schaalvergroting af. Het aantal boerenbedrijven neemt af: nog tien procent van de bedrijven die in het midden van de vorige eeuw aanwezig was, is nu nog agrarisch actief. Voormalige boerderijen zijn nu vaak in gebruik als burgerwoning.


2000 jaar Oorlog & Vrede

Ongeveer tweeduizend jaar geleden veroverden de Romeinen ons land. De noordgrens van het Romeinse Rijk liep tot aan de grote rivieren. Van Nijmegen langs Utrecht tot aan Katwijk aan Zee. Het gebied boven de grote rivieren noemden de Romeinen Frisia. De Romein Plinius beschreef als eerste de Friezen. Hij vond het maar niks. Een volk dat leefde op terpen in een nat en moerassig gebied; het Oer-IJ. De Romeinen hadden niet zoveel interesse om het gebied te veroveren.

In 14 tot 16 na Christus bouwden de Romeinen een fort bij Velsen. Het kwam op de zuidoever van het Oer-IJ te staan. Het havenfort kreeg de naam Castellum Flevum. Het fort werd speciaal op deze strategische plek gebouwd, een kruising van landwegen over de strandwallen. Maar ook een plek waar de Romeinen via de rivier de Vecht naar het Oer-IJ konden varen. Bij de aanleg van de Wijkertunnel werden resten van het fort Castellum Flevum gevonden.Het fort, ongeveer 1 hectare groot, was een haven met versterkte pieren. Om het terrein stond een hek met houten wachttorens en een gracht. Op het terrein was er plaats voor 450 soldaten. De Friezen betaalden elk jaar een aantal runderhuiden aan de Romeinen, een soort belasting. Toen in 28 na Christus de Romeinen meer wilden hebben, kwamen de Friezen in opstand. De Friezen waren zo boos dat ze het meest noordelijke fort, havenfort Castellum Flevum aanvielen. Hierbij werd een groot aantal Romeinen gedood. Na deze aanval trokken de Romeinen zich in 47 na Christus definitief terug achter de oude Rijn.


Slag bij Castricum
 In 1795 was de Nederlandse Republiek door de Fransen bezet. De naam veranderde in de Bataafse Republiek en werd bestuurd door de Fransen. Willem van Oranje, de stadhouder van Holland was al in 1789 naar Engeland gevlucht. De oorlog ging tussen de Fransen en Bataven aan de ene kant en de Engelsen en Russen aan de andere kant. Van deze oorlog worden nog regelmatig spullen gevonden in het duinzand tussen Bergen, Castricum en Wijk aan Zee. Zoals een achttiende-eeuwse uniformknoop of een musketkogel, soms ook stoffelijke resten.Op 26 augustus 1799 was er bij Callantsoog groot alarm. Er klonk zwaar kanonvuur en opeens waren er overal soldaten. Op het strand van Groote Keeten zette een Britse vloot duizenden soldaten aan land. De hertog van York was de opperbevelhebber van de Engelsen. Eerst wilde hij Den Helder innemen en de Bataafse Vloot verslaan. Daarna dwars door Noord-Holland naar Amsterdam trekken. De Engelsen kregen versterking van Russische soldaten en het leger groeide uit tot 30.000 mannen.

De strijd tussen de Bataafs-Franse en Engels-Russische troepen ging heen en weer. Het Hollandse polderland was drassig en lastig om oorlog in te voeren. Omdat het gebied boven Amsterdam mogelijk onder water zou worden gezet, werd de strijd gevoerd in het duingebied. Er werd gevochten in Bergen en in Petten. De laatste beslissende veldslag vond plaats in de duinen bij Castricum. Hier won het Bataafs-Franse leger overtuigend.

In deze oorlog vielen naar schatting 15.000 doden. In totaal waren er bij de strijd 65.000 soldaten betrokken.Kort na de Engels-Russische inval van 1799 is tussen Wijkerbroek bij Spaarndam en Wijk aan Zee de Linie van Beverwijk aangelegd. Batterijen die moesten voorkomen dat de vijandelijke legers het zuiden zouden kunnen bereiken. Er kwamen aarden posten bij Spaarndam, aan het Penningsveer en een onvoltooid fort aan het Spaarne. Veel van de linie is inmiddels verdwenen door uitbreiding van de Hoogovens en door woningbouw. In het gebied tussen Beverwijk en Heemskerkerduin staan nog zes schansen. Ook dichtbij Wijk aan Zee zijn nog resten aanwezig.


Stelling van Amsterdam
Rondom de Nederlandse hoofdstad Amsterdam ligt De Stelling van Amsterdam, een bijzondere verdedigingsring van 46 forten en batterijen en een grote hoeveelheid aan dijken en sluizen. De Stelling is een historisch monument voor Nederland en staat sinds 1996 op de lijst van UNESCO Werelderfgoed. Een groot gedeelte van dit monument is opengesteld voor publiek. De Stelling -aangelegd tussen 1874 en 1914- is een 135 kilometers lange verdedigingslinie ter bescherming van de Nederlandse hoofdstad.

Een staaltje Hollands waterbouwkundig vernuft van onderwaterzettingen en een ingenieus logistiek systeem. Tijdens de twee wereldoorlogen werd de Stelling wel in staat van verdediging gebracht, maar hoefde nooit te worden ingezet. Met de komst van vliegtuigen verloor de Stelling zijn functie. Veel van de forten en batterijen hebben nu een andere bestemming gekregen. Een belangrijk deel van de Stelling loopt door het Oer-IJ-gebied.Het kustfort IJmuiden nam een bijzondere plaats in. Het verdedigde de toegang tot het Noordzeekanaal. Samen met fort Pampus behoort het tot de grootste en sterkste forten van Nederland. Eerst lag het op de noordoever van het kanaal, maar door de bouw van de Noordersluis kwam het op een eiland te liggen.


Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog kreeg het Fort bij IJmuiden een sleutelpositie bij de Duitsers. Onderdeel van de “Festung” was een bunker met een dak van twee meter dik beton. Daaronder was er ruimte voor de Seehunde, de kleine Duitse duikboten. De Duitsers versterkten de hele kust met verdedigingswerken. Van Noorwegen tot aan de Spaanse grens werd de Atlantikwall gebouwd. Het was een linie over bijna 2700 kilometer die bestond uit bunkers, versperringen en mijnenvelden. Dit betekende voor de Hollandse kust dat er 2700 betonnen bunkers werden gebouwd. En maar liefst 15.000 kleinere militaire posten. Hiervoor werden zowel in Velsen als in IJmuiden huizen gesloopt. In IJmuiden ging het om 3500 woningen.

De Atlantikwall had ook een landfront. Brede grachten waar de tanks niet overheen konden. Deze waren beveiligd met mijnenvelden en prikkeldraadversperringen. Tussen Castricum en Bakkum-Noord bij de Kroft is nog een restant van de gracht te zien. Op sommige plekken was het niet mogelijk om een gracht te graven. Daar kwam een twee meter hoge muur. Van Wijk aan Zee liep de wal langs de Hoogoventerreinen en Santpoort terug naar de kust.

Cultuurhistorie & Industrieel erfgoed

Het verhaal van de industrialisatie begint in de 17e eeuw bij Cornelis Corneliszoon van Uitgeest, de uitvinder van de houtzaagmolen. Met behulp van windkracht en door een vernuftige toepassing van de krukas kon 30 keer sneller worden gezaagd dan met de hand. Nederland was daardoor in staat snel een grote vloot op te bouwen en daarmee de wereld te veroveren. De Gouden Eeuw was een direct gevolg van al die handelsactiviteiten.
De ligging aan zee en goede bereikbaarheid droegen belangrijk bij aan een snelle economische ontwikkeling. Het landschap dicteerde het gebruik. Op de droge strandwallen vestigden zich ondernemende mensen. Door het aanleggen van dijken en drooglegging van meren en veenmoerassen kon nog veel meer land in cultuur worden gebracht.

Poldermolens en gemalen die voor de beheersing van de waterstand zorgden en zorgen behoren tot ons erfgoed. Veel dorpen en steden worden nog gedomineerd door oude kerken en kerktorens. In iedere nederzetting is industriële bedrijvigheid aanwezig, van de kleinschalige oude stokkenfabriek in Uitgeest tot zware hoogovens en staalfabrieken in het Noordzeegebied.

Het Oer-IJ gebied ligt in de Noordvleugel van de Randstad, de meest dynamische regio van Nederland. De nieuwe infrastructuur (hoofdwegen, spoorwegen en waterwegen) is afgestemd op de bereikbaarheid van de steden. De Noordzeekust en het Alkmaarder- en Uitgeestermeer zijn belangrijk als recreatiegebied voor de stedelijke bevolking. De scheepvaart en havenactiviteiten in het Noordzeekanaal gebied hebben een sterke relatie met de havenstad Amsterdam. Ook het polderland is een recreatief uitloopgebied voor de stedelijke bevolking. Klik hier voor meer informatie over Cornelis Corneliszoon van Uitgeest.

Bron notitie Zicht op het Oer-IJ maart 2015.